Interview Piet Berkhout

VWanneer ben je geboren?

‘Ik ben op 30 januari 1940 geboren. Na de lagere school heb ik mijn ULO diploma gehaald. Ik heb altijd in dit huis gewoond; eerst met m’n ouders en later met mijn vrouw Gré Deckwitz. Mijn vader was veehouder. Er was een moestuin dicht bij ons huis. Hier kweekten we vooral aardappelen, veel groenten, maar ook peulvruchten. Eigenlijk is mijn liefde voor tuinieren daar ontstaan. Wat later hadden we er ook nog een boomgaard bij; daar haalden we ook nog pruimen vanaf. We stookten het dode hout, het snoeihout en soms zelfs een hele boom in de kachel.’

VWat voor werk deed je?

‘De eerste twee jaar werkte ik bij mijn vader. Die had een kleine boerderij met meestal zo rond de tien koeien. Die koeien gaven lang niet zo veel melk als tegenwoordig. Als je een koe had die in de zomer 25 liter melk gaf, dan was dat een hele beste koe. We hadden verschillende schuurtjes achter het huis. In de grootste schuur konden tien koeien staan. In de strenge winter van ‘62/’63 was de waterleiding vaak bevroren en moest je alle koeien emmers water brengen. We gebruikten toen zelfs een juk.

We werkten ook wel eens samen met een buurman. Vooral als je de koeien op een grote praam verweid moesten worden, dan lukte dat alleen niet. We hadden 7 ½ hectare land verdeeld over 13 stukken. De grootste stukken land waren wel 300 meter lang en heel smal. Dan weet je meteen hoeveel sloten je voor de schouw moest kanten, krozen en soms baggeren. Mijn rugproblemen komen toch wel voor een deel daarvandaan. Overigens tijdens het baggeren heb ik eens een Spaanse pot gevonden, die na taxatie uit de 17e eeuw bleek te stammen. Arie Blokdijk kwam altijd met twee paarden maaien. Hij liet tijdens het hooien zijn twee paarden rustig een paar uur los op de praam staan. Bij ons vandaan moest je ongeveer 20 minuten roeien voordat je bij het verste het land was. Kloetend duurde het nog langer.

Toen mijn vader in 1964 overleed ben ik gestopt met boeren. Bij het opruimen van de schuur kwamen we op zolder nog een smeedijzeren weegschaal, met twee koperen bakken en gewichten er aan, uit 1706 tegen. Deze hangt nu, gepoetst en wel, bij ons in de kamer.’

VEn wat ben je gaan doen nadat je vader was overleden?

‘Ik heb bij de plaatselijke notaris gewerkt. Toen Willem de Koekkoek, de aannemer twee jaar later een keer op kantoor was zei hij tegen mij, dat hij wel een baantje op kantoor voor me had. Dit heb ik 6 jaar gedaan, maar er was in slechtere tijden voor mij geen werk meer. Al snel werd ik daarna ambtenaar bij ISW Waterland. Op mijn 62ste ben ik met pensioen gegaan.’

VWanneer ben je lid van de volkstuindersvereniging geworden?

‘De moestuin van mijn vader heb ik gebruikt, totdat deze grond werd verkocht. Dat was het moment dat ik eerst nog achter bij ons in de polder heb getuinierd maar later, zo rond 1980, ben ik lid van “Ons Genoegen” geworden. Ik doe dat met heel veel plezier. Ik ben dan in de vrijheid en in de polder. Mijn hoofd wordt dan helemaal leeg en ik voel me volkomen ontspannen. Bovendien spreek je heel veel andere mensen en dat vind ik heel gezellig. Ik verbouw aardappelen, witlof, de rode biet is bij ons super lekker, maar ook bonen, erwten en prei. Daarnaast heb ik ook nog bessenbomen, die door Gré worden geplukt. Maar ik heb ook bloemen; eigenlijk ben ik een echte bloemenman. Ik hou vooral van dahlia’s, maar ook van asters, narcissen en duizendschonen. Ik geef mijn buurman wel eens bloemen voor zijn vrouw; zelf doet hij dit namelijk niet.’

VWat zou je een beginnend lid willen adviseren?

‘Kom vooral twee keer in de week op je tuin, dan is het een kleine moeite om de tuin bij te houden. Maar het belangrijkste daarvan is, dat je er dan echt plezier in krijgt. Soms planten beginnende leden heel veel in korte tijd, dan komen ze een paar weken niet en hebben ze achterstand in onderhoud waardoor het opeens een hele klus wordt om het weer onkruidvrij te krijgen. Kom je echter een paar keer in de week, dan hoef je er helemaal niet zo lang over te doen.’

VWat vind je lastig?

‘Lastig vind ik dat de aardappelen gespoten moeten worden, omdat dat met mijn rug niet meer zo gemakkelijk gaat, maar gelukkig helpen anderen mij hierbij. Lastig zijn ook de wilde eenden; je moet verschillende soorten planten met een net bedekken, want deze beesten lusten bijna alles. Een hele lange natte periode vind ik ook lastig, omdat het dan heel drassig kan worden.’

VWat vind je van de plek waar onze tuinen liggen?

‘Ik vind dat we op een hele mooie plek in de polder zitten.’

VWat zou je het meest missen als je zou stoppen?

‘Wat ik het meest zou missen als ik zou moeten stoppen is vooral de collegialiteit; de onderlinge samenhang en uiteraard ook het tuinieren. Maar ook het samenwerken met Janus Schrama, de man van de compost en de wormen. We doen heel veel samen.’

VWat vond je er van om geïnterviewd te worden?

‘Ik vond het leuk om geïnterviewd te worden en ben heel nieuwsgierig naar het verslag.’